Carácas is groot, druk, chaotisch en moet je vooral zien als aankomst- en vertrekpunt van je reis. Heb je een dag of wat te besteden, bezoek dan het Museo de Arte Colonial. Gehuisvest in een prachtige koloniaal pand en een tuin die bijna nog mooier is. Of bekijk Capitolio Nacional, het prachtige, zeer grote overheidsgebouw.

De noordkust van Venezuela is mooi. Zowel naar het oosten als naar het westen toe vind je kleine dorpjes met een wit strand, weelderige palmbomen en een café waar je met je voeten in het zand rum-cola kan drinken. Santa Fé is zo’n pittoresk dorpje, dat je bereikt door de bus naar Cumana te nemen en op tijd er uit te springen. Laat je niet afleiden door de stoffige dorpstraat. Daarachter begint volgens velen het paradijs! Santa Fé ligt in het Mochima natuurreservaat en is een goede uitvalbasis voor duik- en boottripjes naar verschillende eilanden.

Naar het zuiden
De weg naar het zuiden gaat via Ciudad Bolívar of Ciudad Guayana, middelgrote steden aan de Rio Orinoco, de derde grootste rivier van Zuid-Amerika. Vanuit hier kun je met een vliegtuig, jeep, boot of bus naar Canaima National Park voor de waterval der watervallen, the Angel falls, werelds grootste waterspektakel.

Nog verder naar het zuiden ligt Sante Elena, een klein dorp bij de grens met Brazilië midden in de Gran Sabanna. Een gebied dat zich uitstekend leent voor een tocht per jeep. Naar de watervallen, de tafelberg Roraima of de missiepost –waar je ook kunt slapen- dat midden in het uitgestrekte gebied dat voornamelijk door indianen wordt bewoond staat.

In Venezuela is de voertaal Spaans, en betaal je met Bolívares, 1 euro is 2,84 Bolívares. De beste tijd om Venezuela te bezoeken is van december tot april, daarna wordt het onaangenaam heet. Van juni tot oktober is het regenseizoen.